donderdag 7 juni 2012

Kei van Amersfoort

De Kei Van Amersfoort



De Amersfoortse Kei is een grote steen die op een opvallende plaats aan de rand van het centrum van Amersfoort op een sokkel prijkt, en herinnert aan een volksverhaal. De stad dankt daar zijn bijnaam van Keistad aan en de inwoners Keientrekkers. De kei is waarschijnlijk in de laatste IJstijd door het schuivende ijs opgestuwd naar de Utrechtse Heuvelrug, op een plek een kilometer of zes van het centrum van Amersfoort. Maar daar ligt hij niet meer.

De Amersfoortse Kei is 2 meter hoog, weegt 7157 kilo en heeft een omtrek van 5,25 meter. Volgens het volksverhaal zou Jonkheer Everard Meyster met een aantal vrienden in een kroeg een weddenschap hebben afgesloten dat zij de "grooten keeselsteen" naar de stad zouden trekken. En zo geschiedde en trokken 400 inwoners van Amersfoort op 7 juni 1661 de kei op een slee naar de Varkensmarkt.





Op een schilderij is afgebeeld hoe een stoet met de kei, voorafgegaan door vaandeldragers, de stad naderen. Maar het voort trekken van de kei ging niet helemaal zonder problemen. Volgens de overlevering is een man twee benen verloren toen hij onder de kei belandde. De pret was er uiteindelijk niet minder om toen de jonkheer de trekkers gul trakteerde op bier en krakelingen.

Maar waarschijnlijk maakte schaamte zich meester van de Keientrekkers vanwege de zinloze actie en werd de kei uiteindelijk op last van het stadsbestuur in 1672 op de Varkensmarkt begraven. Een extra reden voor die begraving was het hoongelach van velen van buiten Amersfoort en er verschenen ook diverse spottende gedichten.


Opgraving van de Kei in 1903



Toen in 1859 rioolwerkers op de steen stuitten gooiden ze de straat toch weer dicht. Ruim twee eeuwen na de begraving werd de kei in 1903 toch weer opgegraven nadat de Oudheidkundige Vereniging Flehite daarvoor gepleit had. Maar niemand wist toen precies waar de kei lag. Na een zoektocht van drie dagen vond een man, genaamd Hendrik de Goede, de kei en slaakte de beroemd geworden kreet "Doaristie". Na de opgraving werd de kei in een triomftocht en begeleid door muziekkorpsen door de stad gevoerd. Een lied dat uit de stoet van volgers weerklonk had de tekst:

"Komt trouwe burgers van Amersfoort,
 Trekt den Kei nu waar hij behoort.
 Spaart geen krachten op deez' schoonen dag,
 Trekt die eeuwen hier begraven lag.
 Allen te samen het touw aangevat,
 Op nu trouwe burgers van de Keienstad".


Jonkheer Everard Meyster



De rijke en excentrieke Jonkheer Everard Meyster maakt naam bij zijn Amersfoortse stadsgenoten wanneer hij op 7 juni 1661 een zware kei van Soesterberg naar de Varkensmarkt in de binnenstad van Amersfoort laat slepen. Het woord kei heeft in de zestiende en zeventiende eeuw ook de betekenis van gek of krankzinnig, en die betekenis ontgaat de Amersfoorters niet. Het verslepen van de kei is een jolig gebeuren. In 'Keyklucht van jock en ernst, op de steen-uyle-vlucht deser wereldt'
wordt er verslag gedaan van deze gebeurtenis. De kei wordt versleept op een slede in een feestelijke stemming en na afloop worden de trekkers getrakteerd. Sinds de keitrekking staat Everard Meyster bekend als "de dolle jonker van Bergesteen".


Keyklucht van jock en ernst






maandag 6 februari 2012

Schaatskoorts




Het is weer zo ver! Als het vriest in Nederland slaat de schaatskoorts weer toe, en dan vooral de Elfstedenkoorts. De media praat over niets anders en duikt weer in de geschiedenis van dit evenement. Op de TV was de film "De hel van '63" te bewonderen.

Toch kent de Friese Elfstedentocht een Zaanse voorloper.

In 1676 werd door de Zaankanters Claes Ariszoon Caeskoper, Maijndert Arent, Jakop Blau en Jakop Buur de eerste Twaalfstedentocht van Noord-Holland verreden. Deze vier stoere kerels uit Koog aan de Zaan schaatsten toen in één dag langs twaalf Noord-Hollandse steden. Een barre tocht van 320 kilometer, waar ze bijna 17 uur over deden.

Op 19 december trokken ze er gevieren op uit, 's morgens om vier uur in een heldere maneschijn, en reden via Haarlem naar Amsterdam.
Vandaar ging het in een ruk door naar Weesp, Naarden, Muiden en over Pampus naar Monnickendam, Edam en Purmerend. Hier vond het viertal het moment aangebroken om na negen uur schaatsen even een kleine rustpauze in te lassen. Na een korte stop werden de ijzers weer ondergebonden en zetten zij koers richting Hoorn om via Enkhuizen en Medemblik het meest noordelijke punt van de route, Alkmaar, te bereiken.

In de kaasstad werd wederom even uitgeblazen om krachten te verzamelen voor de laatste etappe. Ze troffen het niet, want een sneeuwbui maakte de terugweg tot een lijdensweg. Om half negen 's avonds
arriveerde het uitgeputte gezelschap in Koog aan de Zaan. De supertocht van zo'n 320 kilometer door de vier vorstvrije kerels oogstte veel bewondering, maar niemand voelde zich alsnog geroepen om de krachtproef te herhalen.

Claes Ariszoon Caeskoper

De afgelegde route en de ontberingen onderweg zijn door Caeskoper (1650-1729) keurig beschreven in zijn dagboek dat hij bijna zestig jaar lang bijhield. Enkele pagina's uit dit dagboek zijn te zien op de website van de Koninklijke Bibliotheek.
Ook is er over de Zaanse Caeskopers een boek verschenen geschreven door Bert Koene.

dinsdag 13 december 2011

Kerstfeest door de eeuwen heen


De kerstboom versierd, lekker eten op tafel, veel lichtjes in allerlei soorten en maten, de Kerstman die langskomt om gul cadeaus te geven. Zo ongeveer ziet het Kerstfeest eruit zoals de meeste van ons dat kennen. We weten niet beter dan dat het altijd zo geweest is, al tweeduizend jaar, sinds de geboorte van Christus. Want dat is immers wat er gevierd wordt. Toch? Of niet?

Voordat we ingaan op hoe het Kerstfeest door de eeuwen heen werd gevierd, is het wellicht leerzaam om te kijken hoe het Kerstfeest ontstaan is. Het is niet bepaald een feest dat er ineens, van de ene op andere dag was. Het Kerstfeest is namelijk veel ouder dan tweeduizend jaar. Het is een feest dat ver daarvoor in met name Noord-Europa werd gevierd. Van oorsprong is het het Joel-feest. Dat feest werd gevierd vanaf midden december tot januari, ook wel het midwinterfeest genoemd.

De oude Germaanse stammen gebruikten een maankalender om het tijdstip te bepalen waarop het feest begon. Een houtblok, versiert met dennenappels, hulst en mistletoe (het Joel-blok) werd in brand gestoken. Hierbij werden belangrijke eden gezworen. Een eed gezworen bij het branden van het Joel-blok werd als één van de zwaarste gezien die men kon afleggen. Het feest zelf duurde 12 dagen. Aan het einde werden de resten van het Joel-blok verbrand, om zo het nieuwe jaar in te luiden. Gedurende het Joel-feest werd er veel gedronken en gegeten.

Hierin zijn al een aantal elementen van het huidige Kerstfeest te herkennen. Zo duurt het Kerstfeest ook 12 dagen, tot aan Drie Koningen. Ook nu beloven we aan het Nieuwe Jaar dat we ons aan onze goede voornemens houden. Tijdens de feestdagen branden overal lichtjes en soms ook vuren. Eten en drinken staan hierbij centraal. Dat eten en drinken had in de oudheid een andere betekenis. Men ging immers een periode van schaarste tegemoet. In de winter is weinig voedsel voorhanden en men moest het doen met de voorraden en wat de jacht nog eventueel opbracht. Pas rond Pasen konden de eerste oogsten verwacht worden. Ook het feest van Sint Maarten, waarbij kinderen langs de deuren gaan voor snoep, kent zijn oorsprong in onze oudheid. Zo vlak voor de winter moesten de armen ook aan eten zien te komen. Dat deden ze door bedelend langs de deuren te gaan.


Voor de christenen was het Kerstfeest al wel bedoeld om de geboorte van Christus te vieren. Tot aan de vierde eeuw werd Kerst echter niet op een bepaalde datum gevierd, maar in april, mei, december, zelfs november. Daar kwam verandering in toen Paus Julius I (337-352) de datum vastlegde op 25 december. Het is niet helemaal duidelijk waarom hij die datum gekozen heeft. De meest waarschijnlijke theorie is dat hij op die manier af kon rekenen met de heidense gebruiken zoals het Joel-feest. Met de onderdrukking van de heidenen was het lastig om hen van hun oorspronkelijke geloof af te brengen. Dat zou alleen maar op verzet stuiten. Makkelijker was het om hen hun gebruiken te laten houden, maar er een andere uitleg aan te geven.

Door de eeuwen heen verdwenen de oude gebruiken naar de achtergrond en kwam meer en meer de nadruk te liggen op het christelijke aspect van het feest. Lange tijd werd echter niet het Kerstfeest gevierd maar het Drie Koningenfeest. Dat is de dag dat volgens de vertelling de Drie Wijzen uit het Oosten de pasgeboren Christus kwamen bezoeken en daarbij geschenken meebrachten. Ook zou dit de dag zijn dat Christus gedoopt werd. Men vierde deze dag door elkaar cadeaus te geven, zoals de Drie Wijzen dat deden.


De gebruiken zoals wij die nu kennen met Kerstmis zijn grotendeels overgekomen uit de middeleeuwen. In de middeleeuwen werd er vaak gans gegeten. Later, na de ontdekking van Amerika, stond vanaf midden 1500 kalkoen op het menu. De kalkoen was makkelijker vet te mesten en goedkoper. In Engeland kent men de Humble Pie. Dit is een taart oorspronkelijk gemaakt van de humbles van een hert: hart, lever, hersenen en alles wat niet door de rijken werd gegeten. De rijke dames en heren kregen de goede stukken vlees, de bedienden maakten van de restanten Humble Pie. Tegen het einde van 1700 was dit één van de belangrijkste kerstgerechten geworden.


Wat natuurlijk ook niet mag ontbreken is de traditionele kerstboom. De boom was een belangrijk symbool in bijna elke heidense cultuur. De druïden vereerden bijvoorbeeld de Eik. De Vikingen versierden Sparren- en Essenbomen met oorlogs-trofeeën. In de middeleeuwen werden door de kerk bomen vesierd met appels. Dit deden ze op Kerstavond, wat zij "Adam en Eva Dag" noemden. In de zestiende eeuw was het de gewoonte om een Sparreboom, versierd met papieren bloemen, door de straten te voeren. Op het dorpsplein werd de boom neergezet en men vierde een groot feest. Aan het einde van dat feest werd de boom ritueel verbrand.


Door de eeuwen heen waren er verschillende gebruiken en manieren om het Kerstfeest te vieren. Langzaam maar zeker is het feest geworden tot wat wij nu kennen. Oude heidense gebruiken en rituelen, gemengd met christelijke, verrijkt met soms lokale gebruiken en gewoonten, overgoten met een sausje commercie, hebben Kerst gemaakt tot wat het nu is. Zelfs nu kan het per gezin verschillen hoe het gevierd wordt. In ieder geval proberen de meesten wel iets speciaals met Kerst te doen, al was het alleen maar voor de gezelligheid met familie en vrienden.





donderdag 24 november 2011

Sinterklaas

Nicolaas van Myra.

Veel tradities in het huidige Sinterklaasfeest gaan terug tot Nicolaas van Myra, hoewel er ook elementen van feesten en vereringen van voor de tijd van het christendom in herkenbaar zijn. Nicolaas van Myra is geboren in Patara te Lycië dat tegenwoordig in Turkije ligt. Later werd hij bisschop van Myra. Hij stierf op 6 december 342.


Oorspronkelijk werd de heilige Nicolaas alleen in het oosten van Europa geëerd. In de 13e eeuw werd besloten dat zijn naamdag ook in het westen één van de belangrijkste feestdagen was, in die tijd werd het Sinterklaasfeest in Utrecht al gevierd door de schoen van vier arme kinderen te vullen met geldstukken, in andere steden werd ook iets voor de armen gedaan.

Na de Nederlandse Opstand probeerden calvinistische predikanten het Sinterklaasfeest af te schaffen omdat het te veel heidense en vooral paapse (katholieke) elementen zou bevatten. Het Sinterklaasfeest was in grotere steden inderdaad een woelig volksfeest met kermis dat vaak tot opstootjes en openbare dronkenschap leidde. Het was echter zo populair dat dit streven weinig succes heeft gehad, zelfs niet bij het strengst protestantse volksdeel.


Sinterklaas als kindervriend laat zich voor een deel verklaren uit de wonderen die aan de Heilige Nicolaas worden toegeschreven. Zo zou hij drie arme meisjes een bruidschat hebben gegeven zodat zij konden trouwen. Drie jongens, die door een herbergier waren vermoord, wekte hij weer tot leven.
De vorm van het moderne Sinterklaasfeest ligt in de 19e eeuw. Sinterklaas was in de 19e eeuw nog een strenge pedagoog die er geen been in zag een kind dat stout geweest was een pak ransel te geven. Deze scherpe randen sleten er in de loop der jaren steeds meer af. Lijfstraffen waren passé maar meegenomen worden naar Spanje behoorde theoretisch nog tot de mogelijkheden.

De herkomst van de folkloristische Sinterklaas is volgens de huidige Nederlandse traditie niet langer Klein-Azië maar Spanje. De onderwijzer Jan Schenkman (1806-1863) is waarschijnlijk de eerste die Sinterklaas uit Spanje liet komen. Hij gebruikte de inmiddels fameuze beginregels "Zie ginds komt de stoomboot/Uit Spanje weer aan!" in zijn vele malen herdrukte boekje "Sint Nicolaas en zijn knecht" uit 1851. Schenkman introduceerde ook de stoomboot waarmee hij naar ons land kwam. Mogelijk heeft Schenkman zich voor de herkomst Spanje laten inspireren door een oud Sinterklaasvers, waarin Sinterklaas naar Amsterdam reist en vervolgens in Spanje sinaasappelen en granaatappelen gaat halen.


Schoen zetten.

In Nederland zet men vanaf de 15e eeuw de schoen. In eerste instantie gebeurde dat in de kerk en was de opbrengst voor de armen. Uit archiefstukken blijkt dat vanaf 1427 in de Sint Nicolaaskerk in Utrecht schoenen werden gezet op 5 december, pakjesavond. Rijke Utrechters legden wat in de schoenen en de opbrengst werd verdeeld onder de armen op 6 december, de officiele sterfdag van de Heilige Nicolaas.

Uit de 16e eeuw bestaan beschrijvingen van het schoen zetten door kinderen in de huiskamer. Kunst-schilder Jan Steen heeft in de 17e eeuw de Sinterklaasochtend op twee schilderijen vastgelegd. Daarop is goed te zien wat de kinderen in hun schoen kregen. Vaak was dit snoepgoed zoals speculaas, kruidnoten, pepernoten, borstplaat, taaipoppen, marsepein en speelgoed. Tegenwoordig zetten kinderen hun schoen klaar vanaf het moment dat de Sint in het land is aangekomen.


Pakjesavond.

Een pakjesavond was voor de Tweede Wereldoorlog geen algemeen verschijnsel. De crisisjaren speelden daarin een grote rol. De toeneemende welvaart na de oorlog bood echter meer ruimte voor een geefcultuur, een geschenkfeest in het kader van het oer-Hollandse Sinterklaasfeest. Het schoentje zetten op pakjesavond was in veel gezinnen vlak na de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk. Dit ceremonieel was omgeven door een sfeer van geheimzinnigheid. Sinterklaas transformeerde echter gaandeweg van ontzichtbare magische brenger van wonderbaarlijke gaven tot een opa-achtige kindervriend, die de kinderen met zijn Zwarte Pieten thuis met een zak vol cadeautjes bezocht.

Sinterklaasliedjes.

Het zingen voor Sinterklaas is één van de belangrijkste gewoonten die met dit folkloristische feest verbonden zijn. De liederen worden in eerste plaats oraal doorgegeven van ouder op kind. Sinterklaas liedjes gaan dan ook al generaties mee en zijn weinig aan mode onderhevig. Het zingen van Sinterklaasliedjes kwam in de 17e eeuw al voor.

Sint Niklaas, dou goede bloed!
Geef mij een zakje vol suikergoed
Niet te veel en niet te min
Smijt het maar tot de schoorsteen in
(ca. 18e eeuw)

En dan tot slot toch ook nog een modern Sinterklaasliedje.









donderdag 6 oktober 2011

Erik Satie



Erik Alfred Leslie Satie geboren in Honfleur op 17 mei 1866 en overleden in Parijs op 1 juli 1925 was een Frans componist en pianist. Hij leidde het leven van een bohemien. Hij was een maatschappelijk buitenstaander en werd gezien als een kolderieke zonderling en provocateur. Zijn oeuvre geraakte na zijn dood in de vergetelheid. Niettemin oefende hij tijdens zijn leven al invloed uit op andere componisten zoals Debussy, Ravel en Varese. Edgar Varese heeft over Erik Saties muziek gezegd dat deze "hem herinnerde aan Dantes inferno en hem opviel als een soort pre-elektronische muziek".

Na privémuzieklessen studeerde Satie vanaf 1879 aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs. In 1882 werd hij vanwege zijn zwakke prestaties in de voorbereidingsklas voor piano uitgeschreven, maar vanaf 1883 bezocht hij als gaststudent de colleges harmonie. In 1885 studeerde hij opnieuw in een pianoklas, maar het volgende jaar staakte hij de studie. Van 1905 tot 1908 studeerde hij aan de Schola Cantorum.

Door zijn toepassing van vrij gecombineerde en repetitieve elementen liep Satie in de jaren 1890 vooruit op een techniek die pas in de tweede helft van de twintigste eeuw belangrijk zou worden.

In 1891 kwam hij in contact met Claude Debussy. Er ontwikkelde zich een levenslange maar niet altijd eenvoudige vriendschap tussen de twee mannen. Ook Maurice Ravel kende Satie goed. Beiden, Debussy en Ravel, zetten zich vanaf 1911 op concerten van de Siciété Musicale Indépendente voor Saties werken in en zo kreeg Satie voor het eerst enige waardering bij het publiek.

Het is een goed gedocumenteerd feit dat Satie elke werkdag zijn appartement in het achtste arrondissement van Parijs verliet om de hele stad door te wandelen op weg naar zijn studio (ca. 15 km), waar hij de dag al componerend doorbracht. 's Avonds liep hij de hele afstand weer terug.

Velen hebben met Satie gecorrespondeerd. Zij kregen in de regel prompt antwoord, maar na Saties overlijden ontdekte men achter zijn vleugel nooit geopende enveloppen, Satie las nooit zijn post.




zaterdag 25 juni 2011

Antoni Gaudi

Gaudi is op 25 juni 1852 in de Catalaanse stad Reus geboren, alhoewel andere bronnen beweren dat hij in het nabijgelegen Riudoms geboren is. Zijn vader was een onbemiddelde kopersmid. Sinds zijn jeugd leed Gaudi aan reuma.

Op zijn zeventiende trok hij naar Barcelona om er architectuur te studeren aan de Escola Superior d'Arquitectura. Om in zijn levensonderhoud te voorzien had hij bijbaantjes bij architecten in de stad. Gaudi was geen goede student maar viel op door zijn eigenzinnigheid. Zo tekende hij bij zijn afstudeerproject "voor de sfeer" een volstrekt irrelevante lijkwagen op een bouwtekening van een poortgebouw van een begraafplaats. Bij zijn diploma-uitreiking in 1878 zei de directeur Elie Rogent: "He aprobado a un loco o a un genio", "Ik heb een dwaas of een genie laten slagen". Niettemin leefde hij alleen voor zijn werk. Hij huwde nooit, hoewel een gerucht zegt dat hij rond 1884 verloofd was.

In Gaudi's jonge jaren ging het de stad Barcelona voor de wind. De rijke intelectuele burgers omringden zich graag met kunstenaars en Gaudi begaf zich in deze kringen. Hij ontwikkelde een anti-kerkelijke houding en was begaan met de arbeiders. Eén van de bouwstijlen die in de belangstelling stonden, was de gotiek. Gaudi nam de architectuur uit het verleden niet klakkeloos over maar gebruikte het ter inspiratie. De interesse voor de gotiek had een politieke achtergrond. Catalonië bloeide economisch, maar werd politiek overheerst door Castilië (Madrid). Onderwijs in het Catalaans was verboden. Gaudi, die fervent Catalaans was, sprak zoveel
mogelijk Catalaans, ook als dat dan voor anderstalige bouwvakkers vertaald moest worden. Het gevolg was dat Gaudi in zijn leven slechts één keer een prijs kreeg, voor het relatief conventionele Casa Calvet. Hij schijnt onder deze miskenning geleden te hebben.

Casa Calvet
Vreemd genoeg kreeg Gaudi al voordat hij naam maakte een grote opdracht. In 1881 kocht een vereniging in Barcelona grond, waarop zij een kerk wilde bouwen ter ere van de Sagrada Familia (Heilige Familie). De opdracht ging eerst naar de Paula del Villar, voor wie Gaudi in zijn studententijd werkte. Deze trok zich na het begin van de werkzaamheden terug. Joan Martorell, een bekende van Gaudi en qua Neogotiek dé Catalaanse architect, zou de leiding overnemen, maar weigerde. Waarom de onbekende Gaudi in 1883 de opdracht kreeg, is niet duidelijk.

Zoals vermeld kon de overheid Gaudi's werk zelden waarderen, maar er waren genoeg anderen die dat wel deden, zoals textielmagnaat Eusebi Güell i Bacigalupi. Güell was een typische mecenas, iemand die kunstenaars in zijn huis ontving en ondersteunde. Op het moment dat de zakenman Gaudi leerde kennen, had Gaudi nog maar weinig gepresteerd. Güell baseerde zijn waardering vooral op de ontwerpen die hij tijdens de wereldtentoonstelling van 1888 had gezien. Voor Güell realiseerde Gaudi diverse objecten, waaronder het Palau Güell. Dit huis is een combinatie van vele stijlen. Gaudi gebruikte hier voor het eerst de parabool en kettinglijn als vorm, iets wat in zijn latere werk steeds terugkomt. De jonge architect trok met dit gebouw voor het eerst de aandacht van de pers. Aan het begin van de 20e eeuw creërde Gaudi ook het Park Güell met de slangenbank van mozaïk.


Ingang Park Güell

Gaudi's belangrijkste werk is de Sagrada Familia. In 1914 besloot Gaudi alleen nog maar aan de Sagrada Familia te werken. Soms ging hij zelf langs de deuren om geld op te halen voor de bouw en in zijn laatste jaren woonde hij zelfs op het bouwterrein. Aan de kerk wordt tot op de dag van vandaag gebouwd.


Sagrada Familia

Op 7 juni 1926 wandelde Gaudi over de Gran Via de les Corts Catalanes in Barcelona. Het was een route die hij vaak volgde. Een tram reed hem aan maar stopte niet en Gaudi bleef bewusteloos achter. Het was duidelijk dat hij zwaar gewond was en men bracht hem naar een eerstehulppost aan de Ronda de Sant Pere. Taxichauffeurs weigerden Gaudi naar een kliniek te brengen omwille van zijn sjofel voorkomen. Uiteindelijk belandde hij in het Hospital de Sant Pau, toen het armenhospitaal. Omdat hij niet opdaagde op zijn werkplaats begonnen zijn medewerkers aan een zoektocht. Uiteindelijk vonden zij hem in het armenhospitaal. Hij weigerde overgebracht te worden naar een andere kliniek met de woorden:"Mijn plaats is hier, tussen de armen". Hij stierf in het hospitaal op 10 juni, om vijf uur in de namiddag. Zijn begrafenis op de 12e was een belangrijke gebeurtenis, de rouwstoet was wel een kilometer lang. Hij ligt begraven in de crypte van de Sagrada Familia.


graf Antoni Gaudi


donderdag 9 juni 2011

Voynichmanuscript


Het Voynichmanuscript is een mysterieus, geïllustreerd handschrift met een onbegrepen inhoud. Het werd in de 15e eeuw door een onbekende auteur geschreven. Het schrift, geschreven in een onbekende taal, is nog niet ontcijferd.

Het is onderwerp geweest van veel onderzoek door professionele cryptografen en amateurcryptografen, inclusief roemrijke codebrekers uit de Tweede Wereldoorlog. Geen van allen heeft ook maar een enkel woord ontcijferd. Al die mislukte pogingen hebben het Voynichmanuscript tot de Heilige Graal van de cryptografie gemaakt, maar ook het vermoeden versterkt dat het niets anders is dan een opeenvolging van betekenisloze lettertekens.

Het boek is genoemd naar de Pools-Amerikaanse boekhandelaar Wilfrid M. Voynich, die het in 1912 in handen kreeg. Op dit moment is het eigendom van de Universiteit van Yale. De eerste facsimile-editie werd uitgegeven in 2005.

Tot begin 2011 lag de enige bruikbare aanwijzing voor de ouderdom van het manuscript in de illustraties, want de tekst is niet ontcijferd en het schrift lijkt niet op iets bekends. Om die reden werd voor datering gekeken naar de kleding en de kapsels op de verschillende tekeningen in het manuscript. Deze zijn allemaal typisch Europees en volgens de meeste experts conform de kleding die werd gedragen in de periode tussen 1450 en 1520. Deze datering werd ondersteund door andere aanwijzingen. Op 9 februari 2011 meldde de Universiteit van Arizona dat door één van haar medewerkers een C14-datering op het perkament is uitgevoerd. Volgens dit bericht dateert het materiaal uit het begin van de 15e eeuw, een eeuw eerder dan  tot dan toe werd aangenomen.

Door de bizarre eigenschapen van de tekst en de tekeningen van het Voynichmanuscript heeft bij velen de overtuiging postgevat dat het om een grap (Hoax) gaat.